Printversie

Rondetafel - De rekening van de onafhankelijkheid. Rentabiliteit van de vrije beroepspraktijk.

Analyse van federatie voor vrije en intellectuele Beroepen over rendabiliteit van het vrije beroep
- 40 % van de kantoren en praktijken van vrije beroepen te weinig rendabel.
- 12 % van de vrije beroepen ronduit onleefbaar.
- Vooral startende vrije beroepen krijgen het economisch zeer moeilijk.

40 % van de praktijken en kantoren van vrije beroepen zijn te weinig rendabel. Gemiddeld verdient een vrije beroeper 31.600 euro. Voor een rendabel kantoor of praktijk is minstens een inkomen van 19.028 euro nodig. 12 % van de praktijken en kantoren zijn zelfs onleefbaar. Dat blijkt uit de resultaten van een analyse uitgevoerd in opdracht van de bij UNIZO aangesloten Federatie voor Vrije en Intellectuele Beroepen, FVIB. Zestien beroepsorganisaties uit de diverse sectoren van het vrije beroep werkten mee aan dit onderzoek naar de rentabiliteit van de vrije beroepen. Uit het onderzoek blijkt een reële drempel om nog te starten in de meeste vrije beroepen. De onzekerheid over het inkomen voor de starter, het kunnen opbouwen van een reputatie en het werven van voldoende cliënteel, blijken de grootste hindernissen samen met de hoge werkdruk en de administratieve rompslomp.

De beoefenaars van een vrij beroep werken gemiddeld 47 uur voor de starter en 56 uur voor de gevestigde beoefenaar van een vrij beroep. De werkdruk voor de starter ligt in heel wat vrije beroepen lager dan verwacht wegens onvoldoende cliënteel.
De uitrustingskosten voor de praktijk van een startend vrij beroep bedragen tussen de 20.000 en 25.000 euro. De investeringen bij de start zijn het grootst in de medische sector zoals artsen en kinesisten en het laagst voor de economische vrije beroepen zoals accountants. De maandelijkse vaste kosten schommelen tussen de 2.000 en de 3.400 euro. Een gemiddelde vrije beroepsbeoefenaar krijgt te maken met een vaste kost van 15 à 25 euro per doorrekenbaar uur. De vaste kosten liggen het hoogst voor de juridische vrije beroepen zoals advocaten en zijn het best te beheersen voor de bouw en de economische beroepen. Uit het onderzoek blijkt een vrij beroep vijf tot tien jaar nodig te hebben om rendabel een voldoende cliënteel op te bouwen en daardoor voldoende inkomen te garanderen.
Het gemiddeld inkomen van de vrije beroepen bedraagt voor 2003 ongeveer 31.600 euro. Er was de voorbije vijf jaar een bescheiden gemiddelde toename van 2,5% per jaar. In de sector van de medische vrije beroepen is het groeiritme duidelijk trager.
Volgens de FVIB-analyse is voor een rendabele beroepspraktijk een inkomen nodig van minstens 19.028,33 euro. Dit is het doorsnee inkomen, ongeacht de aard van activiteit en inclusief bijberoepen en actieven na pensioenleeftijd. Een inkomen van minder dan 6.456,92 euro brengt de noodzakelijke onafhankelijkheid in de beroepsuitoefening van het vrij beroep in gevaar, besluit de Federatie van Vrije Beroepen. Rekening houdend met deze economische gegevens blijkt uit de studie van FVIB maar 60 % van de vrije beroepen in hoofdberoep rendabel te zijn. Voor 12 % blijkt door de slechte rendabiliteit de onafhankelijk van de betrokken vrije beroepsbeoefenaar zelfs in het gedrang te komen. Het aandeel rendabele praktijken is lager bij vrouwelijke beroepsbeoefenaars van een vrij beroep dan bij mannen. Het aandeel risico-praktijken bedraagt meer dan dubbel bij vrouwen dan bij mannen. De rentabiliteit van een praktijk is sterk afhankelijk van de leeftijd van de beroepsbeoefenaar en dus in zekere mate van de fase in de carrière. In de categorie van de startende beroepsbeoefenaars (25-30 jaar) is slechts 27 % van de praktijken al rendabel. De risicogroep omvat in deze fase bijna 20 %. Bij de beroepsbeoefenaars op het hoogtepunt van hun carrière (40-45 jaar) bereikt ruim 63 % van de praktijken een voldoende rentabiliteitsniveau. Voor ruim één op tien van de beoefenaars van een vrij beroep blijken er problemen met de onafhankelijkheid door gebrek aan rendabiliteit. Het rentabiliteitsprobleem blijkt het meest acuut bij architecten (40 % rendabele kantoren), paramedici (48 % rendabele praktijken) en bij dierenartsen (53% rendabele kabinetten). Ook de risicogroep is het omvangrijkst in deze beroepen (architecten: 17 %, para-medici: 15 % en dierenartsen: 16 %). In absolute getallen blijkt de risicogroep ook omvangrijk bij advocaten en artsen, omdat het om grote beroepsgroepen gaat.
Om de rendabiliteit en dus de onafhankelijkheid bij vrije beroepen te verhogen formuleerden de FVIB en de 16 samenwerkende beroepsorganisaties tijdens een rondetafelconferentie vandaag 30 november in Brussel een reeks prioritaire beleidsmaatregelen. Het verminderen van de steeds toenemende administratieve verplichtingen wegend op de kostenstructuur blijft daarbij prioritair voor alle beroepssectoren. In de toekomst zullend erelonen, meer dan nu het geval is, moeten getoetst worden aan objectiveerbare elementen van de reële kostprijs voor de zorg- of dienstverlening. De basisopleiding van elk vrij beroep aan de hogeschool of universiteit moet, veel meer dan nu, concreet aandacht besteden aan ondernemersvaardigheden en praktijkmanagement. Ook de programmas van de stage en van de permanente vorming zullen vanuit deze nieuwe visie geëvalueerd moeten worden. Op het niveau van de kantoren en praktijken moeten de aanwezige kansen maximaal aangewend worden om mogelijke efficiëntie- en kwaliteitswinsten te boeken. Heel wat vrije beroepen zien in dit verband de duidelijke noodzaak in van meer samenwerking. Dat moet gestimuleerd worden. Samenwerken in onafhankelijkheid is minstens een deel van de sleutel om de rekening van de onafhankelijkheid te laten kloppen, benadrukt FVIB.

U kan de resultaten van deze studie nalezen op www.fvib.be. Het volledig dossier kost ¬ 25, te bestellen bij Ellen Theunen, tel. 02/238 05 44, fvib@unizo.be (gratis exemplaren voor de pers).

Samenvatting van het dossier

FVIB-krijtlijnen

Foto-archief FVIB-Rondetafel d.d. 30.12.2004
Hieronder vindt u enkele beelden van de debatavond:

 Di1413_22-Dann3

Panelleden van het debat (v.l.n.r.)

  • Prof. dr. Jean Van Houtte, UFSIA-UIA (juridische beroepen)
  • Dhr. Johan Rutgeerts, Sint-Lucas (bouwkundige beroepen)
  • Mevr. Katleen Van Havere, FVIB (moderator)
  • Dhr. Peter Bruynooghe, UZK (medische beroepen)
  • Dhr. José Haustraete, BIBF (economische beroepen)
Prof. dr. Koen Geens formuleert de krijtlijnen, een reeks prioritaire beleidsmaatregelen opgesteld door FVIB en de 17 samenwerkende beroepsorganisaties.  Di1413_28-Dann2
 Di1413_15-Dann2

 Op de eerste rij:

  • Prof. dr. Koen Geens, voorzitter FVIB
  • Mevr. Katrien Penne, secretaris FVIB
  • Vlaams Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur Kris Peeters, voormalig secretaris-generaal van FVIB
De Rondetafel werd bijgewoond door meer dan 150 vrije beroepsbeoefenaars en geïnteresseerden.  Di1413_24-Dann2
 Di1413_38-Dann2

 v.l.n.r.:

  • Dhr. José Haustraete, BIBF
  • Dhr. Karel van Eetvelt, gedelegeerd bestuurder UNIZO
  • Dhr. Jo Sanders, hoofd en vennoot Ernst & Young Entrepreneurs
  • Dhr. Johan Rutgeerts, Sint-Lucas
  • Dhr. Kris Peeters, Vlaams Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur
  • Prof. dr. Koen Geens, voorzitter FVIB
  • Prof. dr. Jean Van Houtte, UFSIA-UIA
  • Dhr. Peter Bruynooghe, UZK
  • Mevr. Katleen Van Havere, juridisch adviseur FVIB
  • Mevr. Katrien Penne, secretaris FVIB