Printversie

Vrije en Intellectuele beroepen specialiteit Brusselse economische structuur

Het vrije beroep is dé specialisatie van de economische structuur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Wel groeit de sector ten opzichte van andere regios minder sterk aan en bovendien hinkt Brussel achterop in het aantal zelfstandige vrije beroepsbeoefenaars.  Net daarom is het van belang dat het Gewest investeert in maatregelen ten gunste van die sector op het vlak van steunmaatregelen, mobiliteit, vestiging, economie en bestuur. Dit zijn enkele van de conclusies uit de studie die de Middenstandskamer Brussel liet uitvoeren naar de vrije en intellectuele beroepen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.  

De Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verenigt vertegenwoordigers van de representatie organisaties van werkgevers en werknemers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Binnen deze Raad vormt de Kamer van Middenstand het overlegplatform voor de middenstandsorganisaties. FVIB is hierin, net als in het Bureau van de Middenstandskamer, als representatieve organisatie vertegenwoordigd. De Middenstandskamer brengt advies uit over de algemene problemen van de middenstand in de regio, hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van de regering of één van haar leden. Het vrije beroep is een niet onbelangrijke sector binnen die Brusselse middenstand. Om de stand van zaken in de sector na te gaan en hieruit gepaste beleidsaanbevelingen te formuleren, nam de Kamer studiebureaus Bianchet en Stratellia onder de arm.

Een eerste grote luik in het onderzoek schetst het kwantitatieve aandeel van de vrije en intellectuele beroepen in Brussel. De vaststellingen zijn zeer opmerkelijk. Enerzijds is de sector van het vrije beroep een echte specialisatie in de Brusselse economische structuur. Bijna één vijfde van alle vrije beroepers is in het Gewest gevestigd. Brussel is daarnaast goed voor 31% van het totale aandeel zelfstandigen en 22% van de vrije beroepers in loondienst. Binnen de sector van het vrije beroep is de zakelijke dienstverlening het sterkst vertegenwoordigd. De medische beroepen vormen weliswaar de tweede grootste sector, maar hun aantal daalt jaar na jaar en ze zijn ondervertegenwoordigd ten opzichte van andere regios en nationaal. Daarnaast brengt de studie aan het licht dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest weliswaar een groei in het aantal vrije beroepers mocht optekenen in de afgelopen zes jaar, maar dat die stijging in verhouding tot de andere regios, met dan vooral tot de provincies Waals- en Vlaams-Brabant, veeleer marginaal is. Indien de overheid niet ingrijpt, vormt deze evolutie een bedreiging voor de toekomst van het Gewest. Bovendien kampt het vrije beroep in Brussel met een reëel tekort aan zelfstandigen. De meeste vrije beroepers beoefenen hun beroep als werknemer.

In een kwalitatief gedeelte bevroegen de studiebureaus de beroepsbeoefenaars zelf in een telefonische enquête over de troeven en zwaktes van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In een panelgesprek konden vrije beroepsbeoefenaars en vertegenwoordigers van organisaties van het vrije beroep zich over dezelfde thematiek uitlaten. Daaruit valt vooral te onthouden dat Brussel zowel als werkplaats als woonplaats slecht scoort op het vlak van mobiliteit. Als autoriteit heeft de regio volgens het vrije beroep nog heel wat werk inzake fiscaliteit, administratieve vereenvoudiging en gewestelijke steun en incentives. Vooral dat laatste vormt een doorn in het oog van veel vrije beroepsbeoefenaars. Terwijl het vrije beroep bijvoorbeeld in Vlaanderen toegang heeft tot nagenoeg alle mogelijk steunmaatregelen, blijft voor heel wat beroepen in Brussel de subsidiedeur gesloten. 

Het onderzoek ziet dan ook beleidsaanbeveling op vijf grote domeinen. Op het vlak van steunmaatregelen dient het Gewest onder meer de toegangsvoorwaarden te versoepelen. Onderzoek naar de invoering van een zogenaamd mobiliteitspaspoort en naar een forfait voor kleine verplaatsingen moet de mobiliteit ten dienste stellen van de economie. Het Gewest moet ook de vestiging als aandachtspunt zien in zijn ruimtelijke ordening. Dat kan door onder meer de vastgoedinvesteringen te bevorderen, en de stedenbouwkundige regels te versoepelen. Het bevorderen van netwerking en het promoten van de vrije en intellectuele beroepen komt de economische bedrijvigheid dan weer ten goede. Ten slotte moet het Gewest als bestuursautoriteit dringend werk maken van de harmonisering van de lokale fiscaliteit door bijvoorbeeld kleine lokale pestbelastingen uit de weg te ruimen.