Printversie

'Europees mededingingsbeleid niet zonder meer toepasbaar op vrije beroepen

Reactie UNIZO Federatie Vrije en Intellectuele Beroepen FVIB op rapport Europese Commissie vrije concurrentie bij vrije Beroepen.

Onafhankelijke vrije beroepen garanderen algemeen belang

Volgens een rapport van de Europese Commissie doet België te weinig om een aantal vrije beroepen te dereguleren. FVIB, de met UNIZO gelieerde Federatie van Vrije en Intellectuele Beroepen, wijst in een reactie op de specifieke maatschappelijke rol van de vrije beroepen en nuanceert de analyse van de Europese Commissie. Bij de federatie zijn 17 representatieve beroepsorganisaties van vrije beroepen aangesloten. FVIB wil de concurrentie bij de vrije beroepen juist beperken gezien hun bijzondere maatschappelijke kenmerken en opdrachten. Daarover organiseerde de Federatie samen met de aangesloten 17 sectororganisaties op 29 november een rondetafel in Brussel. Onder meer de voorzitter van de Belgische Raad voor de Mededinging nam er aan deel.

In het kader van het dereguleringsdebat beklemtoont de Federatie de essentiële kenmerken van het vrije beroep: een onafhankelijke positie, de vertrouwensrelatie met de patiënt of cliënt, de deontologische voorschriften, de doorgedreven opleiding en permanente bijscholing , een grote persoonlijke verantwoordelijkheid en een dienstverlening met een zeer hoge kwaliteit en toegevoegde waarde. Deze essentiële kenmerken verklaren, volgens FVIB, in belangrijke mate de noodzaak van een bijzondere regulering van de markt van de diensten van de vrije beroepen. Het gaat bij uitstek om vertrouwensgoederen. Om de hoge kwaliteit (voor een democratische prijs) te garanderen, dient regelgeving de voorwaarden te creëren om een vertrouwensrelatie op te bouwen, benadrukt de Federatie.

De organisatie beklemtoont bovendien de cruciale rol van het vrije beroep in het maatschappelijk verkeer. De opdrachten die vrije beroepen vervullen, staan immers in het teken van het algemeen belang en de kwaliteit van de dienstverlening van de vrije beroepen raakt aan cruciale maatschappelijke waarden zoals ziekte of gezondheid, oprechtheid of bedrog, &. Bij de regulering van vrije beroepen heeft de wetgever dan ook meer belangen in overweging genomen dan deze van de beroepsgroep zelf en ook maatschappelijke aspecten van de dienstverlening in de regelgeving ingebed, aldus FVIB.

Bij het beoordelen van de noodzaak aan (de)regulering bij vrije beroepen, zijn deze uitgangspunten essentieel voor FVIB want een loutere economische benadering van het vrije beroep zou afbreuk doen aan de essentie en de maatschappelijke relevantie van het vrije beroep.

De Europese basisredenering hoe meer concurrentie, hoe goedkoper de dienstverlening en hoe meer omzet is, volgens de Federatie, niet toepasbaar op vrije beroepen want het gaat vooral over het garanderen van een onafhankelijke kwalitatieve dienstverlening, ongeacht de omzet. In uitvoering van het Europees mededingingbeleid bereidt de Raad voor de Mededinging, de Belgische mededingingsautoriteit, momenteel overigens een gerichte doorlichting van de vrije beroepen, hun reglementen en deontologie. Sinds het einde van de vorige eeuw heeft Europese en andere rechtspraak de regulerende instrumenten van de ordes en instituten op losse schroeven gezet. FVIB wil daarom samen met de aangesloten beroeporganisaties een gepast antwoord bieden op het EU-mededingingskader. Volgens FVIB is het, met het oog op een onafhankelijke beroepsuitoefening, meer dan ooit nodig de concurrentie binnen de vrije beroepen te beperken. Dat vraagt evenwel een grondige actualisering van de gehanteerde argumenten.

Daartoe organiseerde FVIB een Rondetafel over een herijking van de regels en deontologieën in het vrije beroep. Deze Rondetafel vond plaats op dinsdag 29 november, in het auditorium Herman Teirlinck, KBC, Havenlaan te Brussel (vanaf 19u30). Yves Montangie (Lessius Hogeschool, UA, VUB, advocaat te Antwerpen), Hans Gilliams (advocaat Eubelius, gespecialiseerd in Mededingingsrecht en Europees recht) en Stefaan Raes (voorzitter van de Raad voor de Mededinging) belichtten er vanuit hun expertise verschillende facetten van het mededingingsbeleid en stonden het publiek te woord in een vraaggesprek. De voorzitter van de Raad voor de Mededinging lichtte er concreet de plannen van de Raad terzake toe. Tevens werd in samenwerking met de aangesloten beroepsorganisaties beroep per beroep een stand van zaken opgemaakt.