Printversie

Polsslag 2003

POLSSLAG VAN HET VRIJE BEROEP 2003 :
VOORNAAMSTE BEVINDINGEN

Sedert 1993 bundelt de FVIB op geregelde tijdsstippen het beschikbaar statistisch materiaal met betrekking tot haar doelgroep. De FVIB neemt dit initiatief om het sociaal-economisch belang van de dienstverlenende intellectuele beroepen in België en Vlaanderen te onderstrepen, en hieruit gepaste acties en aandachtspunten af te leiden.

De statistieken zijn in deze editie gegroepeerd rond vier invalshoeken.
 aantal beoefenaars van een vrij beroep
 aantal starters in een vrij beroep
 gemiddeld inkomen van de vrije beroepen
 tewerkstelling bij de vrije beroepen

Een aantal trends die we reeds vaststelden n.a.v. vroegere statistieken, zetten zich duidelijk door voor de toekomst en zullen het profiel en sociaal-economisch gewicht van het vrije beroep steeds meer beïnvloeden. Het economisch beleid dient hier rekening mee te houden.


Aantal beoefenaars van een vrij beroep.

De vrije beroepen zijn het afgelopen decennium de sterkst groeiende zelfstandigensector, en vertegenwoordigen thans 161.116 zelfstandigen, of 20,3% van de totale populatie van 795.257 zelfstandigen. Het groeipercentage van de vrije beroepen bedraagt in de periode 1992-2002 +40,7%. Voor alle zelfstandigen samen is dat in dezelfde periode gemiddeld +10,9%.

Typische trends hierbij zijn in de eerste plaats het toenemend Vlaams gewicht van het vrije beroep (54% of 87.084 personen), t.o.v. Brussel (14%) en Wallonië (32%). Andere opvallende gegevens zijn de vervrouwelijking van het vrije beroep (thans man/vrouw verhouding van 61%-39%). Deze trend is sterkst bij de medische beroepen.

Het vrije beroep wordt voornamelijk beoefend in hoofdberoep (73%). Bijberoepen komen relatief meer voor in de sectoren van de intellectuele diensten en fiscaal/vastgoed (vrnl. mannen), en in de sector van de paramedici (vrnl. vrouwen).

Opgesplitst per beroepssector, blijkt dat de medische en paramedische beroepen quasi de helft (45%) uitmaken van de vrije beroepen. Alle beroepssectoren vertonen het afgelopen decennium een duidelijke groei (bv. advocaten zijn thans met 13.683 zelfstandigen, wat neerkomt op een groeipercentage van +45,9%; architecten zijn eind 2002 met 12.700 zelfstandigen, een groeipercentage van eveneens 45,9%). Slechts één beroepssector vertoont in het voorbije decennium een daling van het aantal beoefenaars: de zelfstandige apothekers nemen af met 7% tot 4.357 beoefenaars. 

Beschouwen we alleen het afgelopen jaar (2001-2002), dan wordt in een aantal beroepssectoren echter een beperkte daling vastgesteld van het aantal zelfstandige beroepsbeoefenaars : niet alleen de zelfstandige apothekers gaan erop achteruit, maar ook het aantal bijdrageplichtigen in de RSVZ-categorie van de notarissen, van de sector fiscaal/vastgoed, en van de tandartsen daalt licht. Dit fenomeen wordt voor het eerst vastgesteld sedert de FVIB begon met het jaarlijks verzamelen van deze statistieken.


Starters in het vrije beroep.

Net zoals dat het geval is voor de totale zelfstandigensector, is ten opzichte van het voorgaande jaar het aantal starters in een vrij beroep gedaald : het zijn er 11.568 in 2002, of 5,6% minder dan in 2001.

De startersquote voor het jaar 2002 bedraagt voor de vrije beroepen 7,18 starters per 100 beroepsbeoefenaars. De startersquote ligt hoger dan dit totaalgemiddelde bij paramedici, advocaten en intellectuele diensten. Andere sectoren van het vrije beroep kennen een lagere startersquote, met negatieve uitschieters bij de tandartsen, notarissen, gerechtsdeurwaarders en artsen.

In 2002 is er onder de startende zelfstandigen in een vrij beroep een quasi fifty/fifty verhouding man/vrouw (51% - 49%).

De starters in een vrij beroep doen dit voor 64% in hoofdberoep, voor 35% in bijberoep.


Werkgevers in het vrije beroep.

De vrije beroepen zijn als werkgever sterk gegroeid : in 2002 stellen de vrije beroepen 194.286 werknemers tewerk. In de periode 1993-2002 bleef de tewerkstelling bij de vrije beroepen ononderbroken jaar na jaar stijgen, met in het totaal 43%, en kwamen er 58.632 werknemers in deze sector bij. De toename van de tewerkstelling vertoont zich (van klein naar groot) zowel in de economische, bouwkundige, juridische, medische als intellectuele dienstensector.

De meerderheid van de werknemers (54%) is gesitueerd in Vlaanderen waar de vrije beroepen thans ongeveer 105.545 personen tewerkstellen. Op de tweede plaats komt Brussel (26% of 49.424 werknemers), en op de derde plaats Wallonië met 39.317 werknemers of 20%.

De stijging van de tewerkstelling was sterker dan gemiddeld in Vlaanderen (+ 63%). In de twee andere regios is de toename lager dan het gemiddelde (Wallonië +41% en Brussel +14%). In Vlaanderen en Wallonië is er voor de beschouwde periode sprake van een jaarlijkse aangroei van de tewerkstelling; in het Brussels hoofdstedelijk gewest daarentegen was de tewerkstelling meer aan schommelingen onderhevig.


Het inkomen van de vrije beroepen

Het gemiddeld inkomen van de vrije beroepen vertoont in de beschouwde periode (inkomstenjaren 1992-1999) aanvankelijk een daling, en pas de laatste twee jaren een merkbare stijging. In het inkomstenjaar 1999 bedraagt het gemiddeld inkomen van de beoefenaars van een vrij beroep 30.861,78 EUR. In hoofdberoep bedraagt het gemiddeld inkomen van het vrij beroep 36.569,95 EUR. 

In alle sectoren van het vrije beroep verdienen de mannelijke beoefenaars meer dan de vrouwelijke, met gemiddelden van 36.428,90 EUR t.o.v. 20.406,39 EUR.

Een ander typisch fenomeen is dat de vermogensopbouw van de vrije beroepen in de loop van de beroepsloopbaan, aanvankelijk wat trager van start gaat in vergelijking met de andere zelfstandigen. Ook het piekmoment valt op een iets latere leeftijd bij de vrije beroepen, in de leeftijdsklasse 62-63 jaar, terwijl dat gemiddeld voor alle zelfstandigen vroeger valt, namelijk in de leeftijdsklasse 50-55 jaar. Deze piek is bij de vrije beroepen verhoudingsgewijs ook iets groter ten opzichte van het gemiddeld inkomen (129%), in vergelijking met de gemiddelde piek bij de zelfstandigen (113%).