Printversie

Waarom samenwerken in associatie?

 

snelKCE

 

Vandaag werkt meer dan één derde van alle vrije beroepsbeoefenaars in een solopraktijk. Dit betekent dat de soloberoepsbeoefenaar in zijn praktijk de enige vrije beroeper is die cliënten/patiënten ontvangt. In de praktijk zijn geen medewerkers, maar eventueel kan de vrije beroeper ondersteunend personeel in dienst hebben (zoals een secretariaatsmedewerker).

Hoewel de solopraktijk zeker zijn waarde heeft als organisatievorm, bestaat er steeds meer de tendens om te gaan samenwerken met een collega vrij beroeper. Veel vrije beroepsbeoefenaars merken immers dat een solopraktijk zijn beperkingen heeft, zoals met betrekking tot :

  • Kosten : als soloberoepsbeoefenaar dien je die helemaal zelf en alleen te dragen
  • Pieken en groei : alleen kan je moeilijker inspelen op evoluties in de dienstenaanvraag. Je hebt als soloberoepsbeoefenaar maar twee handen, waardoor je er misschien geen nieuwe cliënten/patiënten meer kan bijnemen.
  • Vakinhoudelijke flexibiliteit : met de steeds toenemende kennis en complexer wordende kennis is het in een solopraktijk praktisch onmogelijk geworden het volledige vakgebied nog te beheersen. Ook specialiseren wordt moeilijker en moeilijker.
  • Psychologische aspecten van het beroep : altijd alleen werken, kan emotioneel gezien erg belastend werken. Zaken kanaliseren naar een collega, kan verhelderend zijn.
  • Continuïteit : dienstverlening garanderen wanneer je er even tussenuit wil, is moeilijk in een solopraktijk ? Bovendien speelt ook de eindeloopbaanproblematiek. Wat gebeurt er met mijn solopraktijk wanneer ik op pensioen wil gaan ?

Gaan samenwerken voor vele soloberoepsbeoefenaars betekent echter een grote en ingrijpende verandering. Niet alleen kan je schrik hebben voor conflicten met je collega vrij beroeper of denk je veel te gaan verliezen met vergaderen, ook enkele praktische drempels weerhouden vrije beroepers soms om te gaan samenwerken. Enkele belangrijke hinderpalen zijn bijvoorbeeld het gebrek aan voldoende managementervaring en voldoende informatie hoe een samenwerking op te zetten.

Vandaar het belang om voor je gaat samenwerken jezelf toch een aantal belangrijke vragen te stellen :

  • Ben ik een persoon om te gaan samenwerken ?
  • Wat biedt een associatie voor mijn cliënten ?
  • Brengt het financieel iets op ?
  • Zijn er geen onoverkomelijke praktische hindernissen ?

Wanneer u eenmaal hebt beslist om te gaan samenwerken, dan kan dat op verschillende manieren. U vindt hier een kort overzicht :

1. Losse samenwerking : het onderhouden van losse professionele contacten, zonder dat daarbij structureel wordt samengewerkt of ondernemerschap wordt gedeeld.

2. Verticale samenwerking : een vorm van samenwerken waarbij medewerkers als zelfstandige beroepsbeoefenaars een overeenkomst van zelfstandige medewerking afsluiten met een praktijkhouder (of een associatie van beroepsbeoefenaars).

3. Kostendelende samenwerking : Hier nemen twee of meer (associaties van) vrije beroepsbeoefenaars het initiatief om bepaalde (directe of indirecte) financiële voordelen te boeken. Dit kan bijvoorbeeld door het samen huren van een praktijkruimte.

4. Integrale samenwerking : dit is de meest intense vorm van samenwerken. Vrije beroepers verdelen gezamenlijk, onder de naam van het samenwerkingsverband, alle kosten en baten en innen samen de erelonen.

Kostendelende en integrale samenwerkingen gebeuren onder de vorm van een vennootschap. Deze kunnen wel of geen rechtspersoon hebben.

Kiest men voor een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, dan heeft men een maatschap. Met rechtspersoonlijkheid kan men kiezen uit vennootschappen met (beperkte) aansprakelijkheid (zoals bvba, vof, nv…). Let op, sommige Ordes of Instituten verbieden bepaalde vennootschapsvormen (zoals voor notarissen). Laat u dus op voorhand goed informeren.