Printversie

1 januari 2016: verplicht btw op bestuurdersvergoedingen ontvangen door een vennootschap. Wat betekent dit voor uw vrij beroep?

Al heel wat jaren is het gebruikelijk dat ondernemers hun activiteiten structureren via onder meer een managementvennootschap. De beroepsactiviteit wordt dan afgezonderd in een aparte werkvennootschap waarvan de managementvennootschap dan de bestuurder is. In die managementvennootschap, die haar inkomen verkrijgt uit de bestuurdersbezoldigingen die de werkvennootschap toekent, worden dan vaak winsten belegd in aandelen of onroerend goed projecten.

Het gebruik van managementvennootschappen kwam de afgelopen jaren meer en meer onder druk te staan in de publieke opinie, onder meer gevoed door de fiscale maatregelen van de regering Di Rupo die de belastingdruk op managementvennootschappen opvoerde.

Eind november 2014 besliste de fiscus dat vanaf 2015 managementvennootschappen btw zouden moeten afdragen op de bestuurdersbezoldigingen die ze van de werkvennootschappen ontvangen. Gelet op enerzijds de beperkte tijd die ondernemingen hadden om zich te schikken naar deze nieuwe regeling en anderzijds het opduiken van praktische moeilijkheden en interpretatieproblemen, stelde de fiscus deze maatregel uit tot 1 januari 2016 en beloofde zij een uitvoerige commentaar met verduidelijkingen over deze regeling te publiceren. Nu, vier maanden voor de inwerkingtreding van deze nieuwe regeling, is dat spijtig genoeg nog steeds niet gebeurd.

Voor alle duidelijkheid geven we nog even mee dat deze wijziging enkel betrekking heeft op managementvennootschappen die als bestuurder benoemd zijn in een andere vennootschap en voor de uitoefening van dit mandaat een vergoeding ontvangen. Managementvennootschappen die geen bestuurder zijn, maar enkel een vergoeding ontvangen voor de geleverde managementdiensten, hebben in principe hierover altijd al btw moeten afdragen. De tolerantie dat geen btw verschuldigd is, geldt dus enkel voor managementvennootschappen in hun hoedanigheid van bestuurder van een andere vennootschap. Gemakkelijkheidshalve spreken we dan ook verder in dit artikel over ‘bestuurdersvennootschappen’. Voor ondernemers die hun bestuurdersmandaat als natuurlijke persoon uitoefenen verandert er (voorlopig) niets.

Hoewel deze maatregel in de publieke opinie als een ‘extra belasting’ en dus een begrotingsmaatregel wordt beschouwd, heeft de fiscus die beslissing enkel genomen omwille van een schrijven van de Europese Commissie. België stond toe dat rechtspersonen die in hun hoedanigheid van bestuurder van een andere vennootschap een bestuurdersbezoldiging ontvangen, deze vergoedingen niet aan btw moesten onderwerpen.

Knipsel1

Maar volgens de Europese Commissie is deze tolerantie in strijd met de Europese btw-wetgeving. Daarom vroeg zij België deze tolerantie af te schaffen en zich te schikken naar de Europese regelgeving. Als België dit niet doet, loopt de Staat het risico uiteindelijk gedagvaard te worden voor het Europese Hof van Justitie.

Maar dat betekent niet dat de Staat geen extra centje zal verdienen aan deze maatregel. In heel wat gevallen is deze maatregel wat we noemen ‘neutraal’. Als een bestuurdersvennootschap aan een andere btw-plichtige vennootschap btw moet aanrekenen over haar bestuurdersbezoldiging, dan kan de vennootschap die de bestuurdersbezoldiging moet uitbetalen deze btw recupereren via haar btw-aangifte door deze btw af te zetten tegen de btw die ze over haar omzet verschuldigd is.

Knipsel2

Maar wat als de vennootschap die de bestuurdersbezoldiging uitkeert deze btw niet kan recupereren? Bijvoorbeeld omdat ze geen btw-plichtige is (zuivere passieve holdingvennootschap) of een btw-plichtige is zonder recht op btw-aftrek. Dan is de aangekondigde maatregel niet neutraal en levert hij voor de Schatkist wel extra inkomsten op, wat voor de onderneming leidt tot een bijkomende kost van 21%.

Knipsel3

Ondernemers die hier het meest door worden getroffen vinden we terug in de financiële en verzekeringssector, namelijk de agenten en andere tussenpersonen. Dit zijn immers btw-plichtigen die volledig of hoofdzakelijk van btw zijn vrijgesteld en daardoor de btw op hun kosten niet kunnen recupereren. Ook in de medische sector kan deze maatregel leiden tot bijkomende btw-kosten op bestuurdersvergoedingen voor bv. geneesheren die vanuit hun bestuurdersvennootschap een bezoldiging aanrekenen aan de praktijk of het ziekenhuis.

Deze btw-kost kan eventueel vermeden worden wanneer zowel de bestuurdersvennootschap als de werkvennootschap een btw-eenheid vormen. Dit betekent dat zij samen als één btw-plichtige worden beschouwd, met als gevolg dat de aanrekening van de bestuurdersbezoldiging als een ‘interne’ handeling niet aan btw is onderworpen.

Knipsel4

Het oprichten van zo een btw-eenheid is uiteraard onderworpen aan heel wat regels. Eerst en vooral moet men nagaan of de ondernemingen die men in een btw-eenheid wil onderbrengen wel nauw verbonden zijn met elkaar, en dit op zowel financieel, organisatorisch als economisch vlak.

Als de natuurlijke persoon volledige eigenaar is van de beide ondernemingen (financiële verbondenheid) en ook het beleid van de beide ondernemingen bepaalt (organisatorische verbondenheid), dan is het in principe geen probleem om een btw-eenheid te vormen wanneer de ene onderneming handelt als bestuurder in de andere onderneming (economische verbondenheid). In zo een structuur is die extra btw-kost dus gemakkelijk te vermijden door de oprichting van een btw-eenheid (zie voorbeeld hiervoor).

Maar wat als de werkvennootschap eigendom is van twee natuurlijke personen die elk vanuit hun eigen bestuurdersvennootschap hun bezoldiging aan de werkvennootschap aanrekenen. Aangezien beide bestuurdersvennootschappen geen gemeenschappelijke aandeelhouder hebben, zal de fiscus wellicht de financiële verbondenheid niet aanvaarden. In dergelijke situatie is een btw-eenheid niet mogelijk en zal dus vanaf volgend jaar btw afgedragen moeten worden over de bestuurdersvergoedingen.

Knipsel5

Enkel indien de fiscus het bestaan van financiële verbondenheid zou aanvaarden in het geval dat de belangrijke beslissingen inzake het beleid van de werkvennootschap door de beide bestuurdersvennootschappen gezamenlijk genomen moeten worden, kan een btw-eenheid worden opgericht. Aanvaardt de fiscus in dit geval de financiële verbondenheid niet, wat waarschijnlijk het geval zal zijn, dan kan men enkel nog een btw-eenheid oprichten nadat de nodige aandelenverschuivingen zijn doorgevoerd zodat de voorwaarde voor de financiële verbondenheid wel vervuld is. Dat is onder meer het geval wanneer de ondernemingen waarmee men een btw-eenheid wil vormen, een gemeenschappelijke aandeelhouder hebben die rechtstreeks of onrechtstreeks minsten 10% van de maatschappelijke rechten van de betrokken ondernemingen bezit. 

Knipsel6

Dus met de nodige aandelenverschuivingen kan eventueel deze meerkost van 21% btw bij bestuurdersvennootschappen op de bestuurdersbezoldigingen vermeden worden door de oprichting van een btw-eenheid.

Let op, een standaardoplossing bestaat (meestal) niet. Aangezien er heel wat verschillende situaties, en dus ook mogelijkheden zijn, doet men er best aan zijn eigen situatie in detail te laten analyseren om een oplossing op maat te proberen uitwerken.

Jurgen Opreel
Managing Partner van De btw-lijn